Sinds ik gehuwd ben met mijn ware liefde (een struisvogel genaamd André) heb ik eindelijk gemoedsrust gevonden. Daardoor rest er nog maar één vraag die me écht in de ban houdt: hoe zou diarree er uitzien in het heelal? Niet echt een onderwerp voor een column, eerder iets voor een audiovisuele studie die niet zou misstaan in het SMAK of op een grensoverschrijdend congres voor interplanetaire toiletdames. Daarom zal ik straks overschakelen op een ander, scherper onderwerp, teneinde mijn fans niet te verjagen. Want die zijn er: André, mijn grootmoeders (alle vijf) en nog iemand die ik niet bij naam wens te noemen. Ik weet dat ze dit leest, dat ze elke letter uitknipt en inkadert, dat ze zich tot de volgende indringende publicatie zal afvragen hoe diarree er uitziet in het heelal. Om de zwaarte van dat denkwerk te verlichten zal ik meteen het antwoord geven: vies.
Maar laat ik vooral niet over haar uitwijden, voor ze denkt dat ik signalen geef, want knoop dit goed in je oren, snol: niemand komt tussen mij en André. We combineren visueel als knopen op kousen en het is amper legaal, maar dat deert ons niet... Zelfs de soepelste slangvrouw ter wereld is niet opgewassen tegen de mogelijkheden van een struisvogelnek. Blijf dus uit mijn buurt en zaag niet langer om die fanreis naar Oostakker. Dat oord representeert alles wat ik haat! Religie en commercie mixen niet. Toen Jezus aan dat kruis hing te bloeden, dacht hij heus niet: ‘Welkeen fotogenieke dood. Dit zou mooi hangen in de gemiddelde huiskamer.' Trouwens, ik haat één zevende van mijn fans, genoeg reden om thuis te blijven. Maar goed, ik mag me niet opwinden, dat is slecht voor mijn hart én mijn zaad en uiteindelijk kan je over alles doldraaien, als je het toelaat.
Ik zou bijvoorbeeld een boompje kunnen opzetten over de huidige cultuurclash, over het gebrek aan respect voor elkanders normen en waarden, over mensen die elkaar folteren en vermoorden, omdat ze nog niet gelouterd zijn door alles overstijgende en relativerende struisvogelseks. Over tienjarigen die pepsap en breezers zuipen en dan hun kloten aan een boom nieten omdat ze dat hebben gezien op tv. Over analfabeten die plots alle boeken van Dimitri Verhulst kopen, omdat ze ooit op een dood moment een boekenplank hebben getimmerd, waar ze geen blijf mee weten. Of zal ik nog even loos gaan over het narcistisch geteisem, dat zich laat opsluiten in een glazen kooi en garant staat voor subtiel bewegende lakens en spectaculaire ruzies over de afwas en rondslingerende kousen. Laat maar, waarom zou ik dat in Godsnaam doen, als je een toegewijde struisvogel hebt, die succulent aan je derde tepel knabbelt.
En als u me nu even wil excuseren. Mijn geliefde huilt. Smeekt om een gesprek.
Het leven is als een lied. Je hebt hoge en lage tonen. De stem uit de vorige alinea’s is verstomd. André heeft me net iets bekend: hij is ziek. Op zekere avond is hij binnen gedrongen in Park Peeters, waar hij contact heeft gehad met een andere vogel... Een parkiet genaamd Pascal. Dat die smeerlap een armtierige parkiet is, is één ding, maar dat hij Pascal heet gaat me werkelijk te ver. En dat hij mijn André met de Mexicaanse griep heeft besmet is al helemaal te gruwelijk, zelfs al heeft André op de hersencel van zijn moeder gezworen dat er geen seks mee gemoeid is. Hoe het dan wel gebeurd is weet ik niet. Morgen zal de dokter ons meer kunnen vertellen.
Maar soit, genoeg getreurd. Ik begraaf mijn pen en ga naar de hoeren. Of nee, ik heb een beter idee: een gratis idee! Heb ik daar geen fan zitten die hevig naar mijn goddelijke lichaam verlangt? Mmmm... Onze tot pompende vleesbrij versmeltende lichamen op een bedje van wildsla en radijzen... Als dat geen poëzie is weet ik het ook niet meer. Verdere fantasieën laat ik achterwege, omdat ik u ook niet te veel wil opwinden. Zelfs al zijn het slechts vage hersenspinseltjes van mijn alter ego dat geen fysieke (en ook geen mentale) gelijkenissen vertoont met mijn lekkere zelf. Met andere woorden: ik ben geen pervert die struisvogels binnendoet.
Nee, ik ben een eenvoudige jongen, die schapen scheert en hun wol omtovert tot een superknusse wintertrui. Al kan ik hun naaktheid ook wel smaken.