Ik: Eén kaartje voor de tentoonstelling van Papa Chico. (x)
Zure Moef: Uw postcode?
Ik: 2013.
ZM: 9 euro.
Ik: Ik heb een lerarenkaart.
ZM: Dat had u dan eerder moeten zeggen.
Ik: Ik dacht dat u me dat ging vragen?
ZM: Dat moet u zelf zeggen.
Ik: U was te snel.
ZM: U was te traag.
Ik: Kan u me geen nieuw ticket geven, mét korting?
ZM: Dat is on-mo-ge-lijk.
Ik: Dan weet ik niet of ik uw ticket moet hebben.
ZM: Mij gelijk. (annuleert het)
Ik: Wacht eens even…
U kan het ticket wel annuleren, maar u kan me geen nieuw geven?
ZM: Nee.
Ik: Waarom niet?
ZM: Omdat nee betekent dat het niet kan.
Ik: En, hoe, ksnapetniet, kan u…
ZM: Wat begrijpt u niet aan het woord ‘nee’?
Ik: … (sprakeloos)
ZM: Wil u naar binnen of niet? Anders print ik een nieuw ticket af.
Ik: Met korting?
ZM: Ik denk niet dat u het begrijpt.
Ik: Leg het mij dan uit.
ZM: Ik kan u enkel uitleggen dat ik u niks hoef uit te leggen.
Ik: Ik…
ZM: Ja, u… En nu?
(stuiptrekkend naar buiten,
uitspattingen van wild verzet onderdrukkend)
x: Omdat dit verhaal een fictief relaas binnen historische
krijtlijnen is, werd de echte naam van de tentoonstelling in kwestie
gefingeerd.