Afgelopen vrijdag vierde ik mijn verjaardag in ‘De Vrolijke Vochtverstrekker’, mijn favoriete café. Omdat ik me niet op mijn eentje wou bezuipen, had ik mijn beste vrienden opgetrommeld: simme Frans en kromme Pol. Simme Frans ken ik al sinds de kleuterklas, toen het nog niet opviel dat hij ietwat kinderlijk is. Dat ontdekte ik pas in het zesde studiejaar, maar toen hadden we al een bepaalde band die ik niet meer wou doorbreken. Dat zou een teken van liefde kunnen zijn, al denk ik dat het eerder onverschilligheid is. We hebben een vreemde relatie: omdat een gesprek voeren quasi onmogelijk is, doen we activiteiten. Meestal gaan we een saté of een haring eten, maar je vindt ons ook in het park of bij de drankautomaat in het station. Kromme Pol heb ik dan weer ontmoet, toen ik hem onnodig wou helpen met het zoeken naar zijn contactlenzen. Die eerste herinnering vissen we altijd op als er een pijnlijke stilte valt. De rest van de tijd kraken we slechte films af, die we nooit hebben gezien.
Mijn vrienden zijn dus waardeloos. Maar ze hadden wel cadeautjes mee. Van Frans kreeg ik een doos met 450 penvullingen, omdat hij denkt dat ik een schrijver ben. Helaas ben ik gewoon een doorsnee lul met te veel tijd en een pc. Dat probeerde ik Frans ook duidelijk te maken, al zei ik het niet met zoveel woorden.
‘ Daarenboven heb ik geen pen,’ voegde ik er nog aan toe.
‘ Miljaar,’ vloekte hij van streek, ‘ Ik dacht er nog één bij te kopen, maar mijn geld was op.’
Pol drumde Frans opzij, met zijn gevulde handen plagend achter de rug. Hij kuchte voor stilte en sprak me plechtig toe: ‘ Weet je nog die keer… Dat je mijn contactlenzen wou helpen zoeken, toen we elkaar hebben ontmoet?’
‘ Ja natuurlijk,’ zei ik, ‘ We hebben het er net nog over gehad, na dat gelul over Epic Movie.’
‘ Ik weet het, maar het blijft een mooi verhaal,’ bloosde hij, ‘ Alleszins… Hier is het!’
Triomfantelijk stopte hij me een doosje in de handen. Ik nam het aarzelend aan, hopend dat het geen trouwring was. Want hij was homo, dat wist ik zeker nadat ik hem een keer had betrapt, terwijl hij mijn wc-borstel zat af te zuigen. Gelukkig was het iets anders. Het waren… Contactlenzen!
‘ Wat moet ik hier nou mee?’, vroeg ik verdwaasd.
‘ Het is een symbolische cadeau,’ zei hij, ‘ We hebben elkaar ontmoet door contactlenzen die er niet waren, maar onze diepe vriendschap heeft ervoor gezorgd dat ze uiteindelijk zichtbaar zijn geworden!’
‘ Dat is de belachelijkste symboliek sinds die ene film… Je weet wel, die met die vrouw met dat haar. Maar bon, sta me toe dit poëtische moment te vervolledigen.’
Ik nam de lenzen uit het doosje en slingerde ze weg.
‘ Ga ze maar zoeken,’ zei ik, ‘ En verwacht geen hulp, want ik ga pissen.’
Ik liep naar het toilet, toen mijn oog op een affiche aan het prikbord viel. Het was een opsporingsbericht. De gezochte was een achttienjarige jongen van één meter achtenzeventig. Hij was vijfenzeventig kilo zwaar en had een fout, bolvormig stekelkapsel dat hij zelf geweldig vond. De avond van zijn verdwijning droeg hij een T-shirt van The Prodigy, een gescheurde broek van de ‘D&A’ en een naïef ogend brilletje. Die jongen was… Ik. En ze zouden hem nooit meer vinden. Dus ging ik pissen. Het leven stroomde uit mij en in mij, de vloed verfriste mijn gedachten. Het geklater echode in de leegte. Ik piste op mijn broek om te voelen dat ik leefde, maar ik voelde enkel vocht verdrogen tot warme, klamme jeuk.
‘ Ik moet iets aanvangen met mijn leven,’ zei ik tegen mezelf, ‘ Dit moment is een kans, elk moment is een kans en ik heb achtentwintig jaar vergooid… Tijd voor actie!’
Mijn vrienden zijn dus waardeloos. Maar ze hadden wel cadeautjes mee. Van Frans kreeg ik een doos met 450 penvullingen, omdat hij denkt dat ik een schrijver ben. Helaas ben ik gewoon een doorsnee lul met te veel tijd en een pc. Dat probeerde ik Frans ook duidelijk te maken, al zei ik het niet met zoveel woorden.
‘ Daarenboven heb ik geen pen,’ voegde ik er nog aan toe.
‘ Miljaar,’ vloekte hij van streek, ‘ Ik dacht er nog één bij te kopen, maar mijn geld was op.’
Pol drumde Frans opzij, met zijn gevulde handen plagend achter de rug. Hij kuchte voor stilte en sprak me plechtig toe: ‘ Weet je nog die keer… Dat je mijn contactlenzen wou helpen zoeken, toen we elkaar hebben ontmoet?’
‘ Ja natuurlijk,’ zei ik, ‘ We hebben het er net nog over gehad, na dat gelul over Epic Movie.’
‘ Ik weet het, maar het blijft een mooi verhaal,’ bloosde hij, ‘ Alleszins… Hier is het!’
Triomfantelijk stopte hij me een doosje in de handen. Ik nam het aarzelend aan, hopend dat het geen trouwring was. Want hij was homo, dat wist ik zeker nadat ik hem een keer had betrapt, terwijl hij mijn wc-borstel zat af te zuigen. Gelukkig was het iets anders. Het waren… Contactlenzen!
‘ Wat moet ik hier nou mee?’, vroeg ik verdwaasd.
‘ Het is een symbolische cadeau,’ zei hij, ‘ We hebben elkaar ontmoet door contactlenzen die er niet waren, maar onze diepe vriendschap heeft ervoor gezorgd dat ze uiteindelijk zichtbaar zijn geworden!’
‘ Dat is de belachelijkste symboliek sinds die ene film… Je weet wel, die met die vrouw met dat haar. Maar bon, sta me toe dit poëtische moment te vervolledigen.’
Ik nam de lenzen uit het doosje en slingerde ze weg.
‘ Ga ze maar zoeken,’ zei ik, ‘ En verwacht geen hulp, want ik ga pissen.’
Ik liep naar het toilet, toen mijn oog op een affiche aan het prikbord viel. Het was een opsporingsbericht. De gezochte was een achttienjarige jongen van één meter achtenzeventig. Hij was vijfenzeventig kilo zwaar en had een fout, bolvormig stekelkapsel dat hij zelf geweldig vond. De avond van zijn verdwijning droeg hij een T-shirt van The Prodigy, een gescheurde broek van de ‘D&A’ en een naïef ogend brilletje. Die jongen was… Ik. En ze zouden hem nooit meer vinden. Dus ging ik pissen. Het leven stroomde uit mij en in mij, de vloed verfriste mijn gedachten. Het geklater echode in de leegte. Ik piste op mijn broek om te voelen dat ik leefde, maar ik voelde enkel vocht verdrogen tot warme, klamme jeuk.
‘ Ik moet iets aanvangen met mijn leven,’ zei ik tegen mezelf, ‘ Dit moment is een kans, elk moment is een kans en ik heb achtentwintig jaar vergooid… Tijd voor actie!’
Ik rende opgewonden naar buiten en kwam in mijn blinde enthousiasme onder een auto terecht. Een denderend wiel deed mijn schedel kraken, waarop mijn hersenen uit mijn kop kwakten. Juichend sloegen ze op de vlucht en hoewel ik hen geen ongelijk kon geven, probeerde ik ze met mijn laatste motorische spasmen van de grond te schrapen en terug in mijn koker te proppen.
Druppelsgewijs kwam ik weer tot leven en herhaalde mijn laatste woorden: ' Tijd voor actie!'
Ik rende naar binnen en dronk mezelf moed in, maar verzandde onverwacht in een gesprek over contactlenzen en films, waardoor ik mezelf moest overtuigen dat het morgen zou gebeuren.
Dat gebeurde niet. Maar morgen gebeurt het wel.
Dat gebeurde niet. Maar morgen gebeurt het wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten