maandag 3 augustus 2009

Planman

De stalen poort van het kuikentjesverwerkingsbedrijf knarste achter me dicht. Verweesd staarde ik naar het luchtdek dat nog grijzer was dan de betonnen muren waar ik de voorbije tien uur op had gekeken. Mijn raamloze verlangen smolt als sneeuw voor de zon en druppelde in dikke slierten over mijn hoofd. Zeiknat slofte ik naar mijn wagen die aan de andere kant van de ellenlange parking stond. Onderweg droomde ik van een broeierig eiland, al kon ik ook genoegen nemen met een paraplu. Of met een startende auto. Ik verwenste het krot dat me onlangs was aangesmeerd door een ranke man met iets te veel gel in zijn haar.
Na veel brommen en wroeten kreeg ik het ding aan de praat en reed ik naar mijn huis, mijn hoogstpersoonlijke hol van Pluto, waar ik via het pizzadozenpad naar sofaland reisde. Ik plofte mijn verstand op nul en draaide mijn blik op oneindig, dwars door MTV. Ik was alleen. Eindelijk. Geen machtsgeile ploegbaas. Geen loze collega’s. Geen krijsende kuikentjes. Alleen ik. En mijn gsm!
Het ding danste rond in mijn handen en meetrillend nam ik op. Uit de ruisende stilte doemde een onbekende stem op.
‘ Heb je al plannen voor vanavond?’, vroeg ze mat.
‘ Nee,’ antwoordde ik.
‘ Het is maar een woord,’ zei de stem, ‘ Ik kom er aan!’
‘ Wie ben je?’, wou ik schreeuwen, maar de verbinding was verbroken. Het aanhoudende gezeur dat sterk op stervende kuikentjes leek kolkte als een verdovende mantra in mijn oorschelp. Het duurde even voor ik besefte dat ik niet op mijn werk, maar thuis was, wachtend op een ongenode gast.

Even later stortte iemand naar binnen door het dakraam. Het was een naakte man, die zich van kop tot teen had ingesmeerd met bloed, al kon hij ook gewond zijn door de val. Kermend krabbelde hij overeind, terwijl hij het glas uit zijn wonden borstelde. Hij kuchte ernstig, boog licht door zijn knieën, spreidde zijn gebrek aan vleugels en sprak: ‘ Ik ben de duistere kracht van de nacht, de stille worm die zich ontpopt tot het oog van de storm, ik heb bijna een gordel eerste dan… Ik ben Planman!’
‘ Fantastisch,’ zuchtte ik.
‘ Plantastisch zal je bedoelen!’
Ik deed alsof ik niks gehoord had en vroeg hem of hij thee wou.
‘ Een uitstekend plan!’, riep hij opgewonden en rolde een wereldkaart voor me uit, ‘ Zoals je ziet bevinden we ons hier… In de Benelux! Thee wordt gemaakt in China, dat is hier. Ik stel voor dat we deze kapstok nemen, naar de nachtwinkel gaan, alhier, waar we de uitbater verminken met ons werktuig. Dat mag hevig, er mag zelfs wat uitpuilen, zolang we hem niet doodmaken voor hij dit document ondertekent waarop staat dat we de rechtmatige eigenaars worden van alle conservenblikken in zijn winkel, zodat we wettelijk zijn ingedekt. Van dat conserven bouwen we een vlot, dat we met een eigenhandig gecarjackte verhuisfirma naar de Antwerpse haven rijden. Daar vinden we zeker een slachtoffer dat onnozel genoeg is om zijn boot te ruilen voor ons vlot. Vinden we die niet, dan slaan we gewoon iemand dood en pikken we zijn boot. Bon, we varen naar China en sporen een theeveld op. Dat branden we plat, zodat alle arbeiders wegvluchten en de kust veilig is. Uiteraard zit het venijn in de staart: twee zakjes vullen voor de hele zooi is opgefikt. Het zijn er toch twee, he? Of ga je iets anders drinken?’
‘ Ik denk het wel,’ stamelde ik voorzichtig, ‘ Ik denk trouwens niet dat thee op velden groeit.’
‘ Het zou inderdaad kunnen dat mijn plan een hiaatje vertoont,’ mijmerde planman, ‘ Ik denk er nog eens over na. Kan ik in tussentijd een watertje krijgen?’
‘ Hoe bedoel je?’
‘ Gewoon, water… Of ken je dat niet? Semi-doorzichtige, schijnbaar smaakloze vloeistof uit een kraan, een fles of in het slechtste geval een blik. En als je gelijk ook het dakraam kan dichten. Ik heb het koud.’
‘ Kan ik weinig aan doen,’ zei ik, ‘ Moet je maar kleren aandoen.’
‘ Dit zijn mijn kleren,’ bromde Planman, ‘ Al is het eerder een soort voorontwerp, in afwachting van de definitieve uitvoering. Mijn kostuum is nog in de maak, ziet u. Het zit in de eerste fase, zijnde de kernachtige visualisering van het totaalconcept.’
Ik liet hem nog even doorpraten en goot hem wat water uit. Toen zijn monoloog dreigde dood te bloeden, vroeg ik hem wat hij zoal deed, waarop hij vertelde over zijn plannen. Het merendeel vergat ik ter plaatse, buiten een boek met vliegtips voor pinguïns schrijven en de stilstand van het donker breken.
‘ En wat doe je als je geen plannen maakt?’, probeerde ik het gesprek te sturen.
‘ Gewoon, nadenken over de plannen die ik zou kunnen maken,’ zei hij geïrriteerd en hij schraapte zijn keel: ‘ Waarvoor ik eigenlijk kwam… Je plannen voor vanavond.’
‘ Die heb ik niet,’ zei ik, ‘ En die hoef ik ook niet, eerlijk gezegd. Ik heb een hele dag pootjes geknipt ten bate van de lijmindustrie en zijn afnemers. Ik wil gewoon genieten van mijn geld, mijn breedbeeld en mijn vreten.’

Planman geeuwde ostentatief: ‘ Dat is zo saai! Heb je echt geen behoefte aan meerwaarde?’
‘ Maak je geen zorgen,’ zei ik, ‘ Ik heb Canvas en De Morgen. En mezelf!’
‘ Je weet wat ik bedoel,’ zeurde Planman, ‘ Spanning, sensatie, avontuur. Het leven is als een paardenkar, als je de teugels niet in handen neemt, rijdt ze met je weg.’
‘ Dat interesseert me niet,’ zei ik, ‘ Ik laat het leven gewoon op me afkomen. Ik zoek niet, ik vind.’
‘ Zoals je ook je job hebt gevonden?’
‘ Ja.’
‘ Hopeloos,’ blies Planman verbolgen en hij zou de kamer uitgerend zijn, ware het niet dat hij tegen de deur strandde, die hij in zijn walging had vergeten opendoen. De iets te scherpe klink doorboorde zijn vlees en enkele laatste nietszeggendheden reutelend zeeg hij in elkaar. Ik bleef nog even naar zijn dode lichaam kijken en besloot om het te laten liggen. Het zou wel verteerd worden. Zuchtend plofte ik me neer in de zetel en tuurde naar een grote glasscherf die dreigend aan het plafond bengelde. Ik stelde me voor hoe ze naar beneden viel en mijn hoofd in tweeën spleet. Afwachtend dacht ik aan de woorden van Planman. Hij mocht dan wel een matig intelligente controlefreak zijn, wat hij zei bevatte wel degelijk een grond van waarheid. Daarom besloot ik een plan te bedenken én uit te voeren: de bestelling van een pizza. Met ansjovis en dat net ietsje meer ajuin.

De leverancier die hem bracht werd mijn vrouw die drie kinderen voor me baarde en met wie ik tijdens een zoveelste discussie over de middelste (een albino) tegen de fatale beerkar zou knallen.

Geen opmerkingen: