zondag 6 juni 2010

Verandering

De voorzitter van de vergadering drukte op de rode knop zodat de stroomstoot het centrale zenuwstelsel van de heer Houtheulen een halve seconde in lichterlaaie zette. Schreeuwen, tieren, brullen, pijnbraken, dondertongen: deze woorden schieten schromelijk te kort om het geluid dat de heer Houtheulen voortbracht te beschrijven. Maar wakker was hij, met zijn suffe kop terug bij de les geknetterd.

‘ Mijnheer Houtheulen,’ sprak de voorzitter streng, ‘ Wat is het nut van deze vergadering als u in die mate ligt te slapen dat wij u menen te moeten reanimeren middels electroshocks? Zeker als u bedenkt dat deze vergadering bedoeld is om het nut van vergaderingen te bespreken en te onderzoeken hoe we deze nog vlotter en productiever kunnen maken.’

‘ Waar zitten we?’, hoestte Houtheulen een rookpluim uit.

‘ Mevrouw Dodevogel gaat een werkgroep oprichten om het resultaat van de vergadering in een visietekst te gieten. Deze zal vervolgens geëvalueerd worden door een andere werkgroep voorgezeten door de heer Moerloos die opgevolgd wordt door een team van mensen die bij geen van de andere twee werkgroepen horen. Op die manier hopen we tot een lijst van werkpunten te komen die onderzocht zullen worden door een testgroep die wekelijks een rollenspel onderneemt teneinde een vergadervorm te bekomen die binnen dit en enige tijd toepasbaar wordt binnen het veld.’

Houtheulen keek op zijn zwartgeblakerde uurwerk: ‘ En daar hebben jullie drie uur en een half over gedaan? Dàt terwijl ik lag te dromen hoe ik met een emmer vol gaten lucht naar een bodemloze put probeerde dragen via een pad dat naar een frietkot in Tokio leidt. Nou, fijn dat ik geen deel moest uitmaken van deze tijdverspilling.’

‘ Mijnheer Houtheulen!’, riep de voorzitter streng, ‘ Een dergelijke mate van assertiviteit wordt niet gewaardeerd! De waarheid mag dan wel zijn nut hebben, soms is het raadzaam om de kaken op elkaar te klemmen en de tong af te bijten!’

De rest van de vergadering knikte bedeesd. Niemand durfde zijn nek uitsteken, ook al raakte Houtheulen een gevoelig punt.


Het gekrakeel sloop in het rechterbeen van Smachtmans dat op een nog hogere frequentie ging trillen. Zoals zovele vergaderingen dreigde ook deze zijn systeem te beschadigen. Keer op keer aanzag hij lijdzaam hoe ego’s elkaar naar de kroon staken, hoe een paar enkelingen de kwantiteit van hun woorden belangrijker vonden dan de kwaliteit. Lullen, lallen, tateren, kwebbelen, kibbelen en overstemmen. Dat was voor hen de hoofdzaak, terwijl de rest erbij zat om de tafel te vullen en de koekjes op te krijgen. Smachtmans behoorde tot het zwijgzame deel. Hij was hypergevoelig en kon niet om met de talloze impulsen die op hem afkwamen, dit terwijl hij doorgaans na vijf seconden wist waar de ellenlange vergadering toe zou leiden: een verslag voor het archief.

Deze keer dreigde Smachtmans echter de controle te verliezen. De woorden van Houtheulen hadden hem geraakt, ook al omdat de gensters in diens rokende haarwoud het geheel extra dramatiek hadden verleend. De vering in Smachtmans zijn been leek geknapt, alsof het elk moment de tafel ging omver schoppen en een paar kaken zou breken. Het idee dat hij dit soort gelul tot aan zijn pensioen zou moeten ondergaan dreef hem tot wanhoop. Wat maakten ze hier ook weer? Hardware om met de bomen te kunnen praten. Hij zou het haast vergeten. De voorbije uren had hij honderden proefbomen kunnen bemesten, want daar werkte hij: op de bemestingsdienst. Hij meende al die jaren zijn plaats te kennen en te moeten zwijgen, maar hier en nu, in deze zaal vol luide, holle klank voelde hij de aandrang om het tij te doen keren.

Hij legde zijn hand op de koffer die hij keer op keer had meegenomen, maar nooit had geopend. Tot vandaag.


Smachtmans stond recht, zette de koffer op tafel en klikte hem open.

‘ Aanschouw!’, riep hij, ‘ Hetgeen ik op zekere avond heb gevonden in mijn tuinhuisje, veilig verscholen tussen mijn barbecuestel en een zak vogelzaad!’

Het geroezemoes verstomde en Smachtmans genoot van de stilte. Hij wierp zijn blik gestreng op iemand die snel zijn koffietas bijvulde.

‘ Aanschouw!’, herhaalde hij om de spanning wat te rekken, ‘ Is het een gefrituurde satéspies met oogballen, salamanderschijfjes en ajuin? Is het een bom die enkele weken van nationale rouw inluidt? Is het een televisie die eruitziet als een microgolfoven of is het omgekeerd? Is het de volgende inzending voor Eurosong? Nee, het is een… Kabouter!’

Smachtmans greep het mannetje bij zijn nekvel en hield het in de lucht, terwijl het sputterend om zijn as draaide. Toen de kabouter min of meer gekalmeerd was en zijn aanstalten om te vluchten staakte zette Smachtmans hem op tafel. De aanwezigen keken toe met open mond.

‘ Spreek,’ zei Smachtmans plechtig, waarop de kabouter op een omgekeerde koffietas klom en zijn relaas ten berde bracht: ‘ Ik ben een kabouter! Ik kom uit de koffer van de genaamde Smachtmans en sta te praten op een omgekeerde koffietas.’

‘ Dat zien we ook wel of denken we toch te zien,’ zei de voorzitter, ‘ Maar wat heb je te vertellen dat ons van enig nut kan zijn?’

‘ Laat me uitspreken, boer,’ bromde de kabouter, ‘ De komende minuut zal ik jullie aller leven veranderen. Dat lijkt me niet min vergeleken met het aantal uren dat jullie hier hebben stuk geluld. Kabouter zijnde weet ik namelijk dingen waar jullie zielige grootdoeners geen vat op krijgen. Ik heb namelijk… Met de bomen gepraat.’

Een luide zucht van verbazing woei door de vergaderzaal.

‘ En?En?En?’, stamelde de voorzitter die een kabouterkweekprogramma en honderden dollars zag voorbij flitsen.

‘ Ze hebben verdacht veel weg van mensen en jullie in het bijzonder.’

‘ Oh ja?’

‘ Ja, ze worstelen allemaal met de drang om zich voortdurend uit te drukken, maar hebben in wezen geen zak te vertellen. Ik kan het u garanderen want ik heb al met heel wat bomen gesproken en de meeste komen niet verder dan: ik heb honger, ik heb dorst of ziet mijn gat er niet te dik uit in mijn nieuwe blaadjes. En geloof me, dat is het, want bomen hebben verder geen algemene kennis of gevoelswereld, ze zijn gewoon boom. Hersenloos, waardeloos en jullie, beste vrienden, hebben je hele leven opgeofferd aan deze onzin en worden bij deze, in elk opzicht, failliet verklaard.’

De mensen rond Smachtmans en de kabouter vielen letterlijk achterover van verbazing en braken hun nek. Behalve mijnheer Moerloos en mevrouw Paaldreve, maar die bewerkte de kabouter snel met bijtend kikkerzuur.

‘ Dat is dan ook weer opgelost,’ sprak de kabouter terwijl hij het slagveld aanschouwde, ‘ De bomen en de rest van de planeet zijn veilig. Of nee, nog niet helemaal.’


Smachtmans deinsde naar de deur waarvan hij meteen zou ontdekken dat ze op slot was.

Geen opmerkingen: