Er was eens een man met extreem dikke ogen, waardoor alles tien keer groter leek dan het was. Dit had een verzengende impact op zijn leven. Hij had geen lief, vrienden of werk, maar woonde desalniettemin in een kast van een huis met een TV ter grootte van een bioscoopscherm. Zo leek het althans. Hier had hij zich genesteld, na tal van omzwervingen. Elke poging om iets wezenlijks te vergaren was mislukt. Bij sollicitaties was hij telkens afgeleid door de bacteriële monsters en poriën als zwarte gaten die de fysieke verschijning van de werkgever in kwestie domineerden. Als hij al een woord uit zijn mond kreeg, dan was het: ‘ Help!’ Ook voor die ene vrouw was hij gevlucht toen haar blauwdiamanten ogen als rollende molenstenen op hem leken af te komen. Hij had zich hevig verweerd en haar parels in een dieper blauw gekleurd, waarna hij een nacht doorbracht in een cel ter grootte van een balzaal. Zijn leven was een hel.
Zijn enige gezelschap was het ongedierte dat zijn huis bewoonde en dat hem nachtelijks uit zijn slaap hield. Hoewel hij diep vanbinnen beter wist had het schrikbeeld van vleesverscheurende creaturen hem helemaal ingepalmd. Tot hij op een ochtend tot een boeiend inzicht kwam en een vlooiencircus startte, waarmee hij de hele wereld rond reisde. Hij was echter niet in staat de moraal van dit verhaal te zien, als deze er al in noemenswaardige mate was. Gelukkig gaat het hier helemaal niet over de man met de extreem dikke ogen, maar over Roberta De Robot.
Roberta De Robot had uitzonderlijk dikke tetten. Het was een grapje van haar ontwikkelaar, professor Profeski, dat helemaal niet grappig was. Robots horen namelijk te zijn wat ze zijn, met name datgene dat ze zijn en niet meer of niet minder. Roberta was ontworpen om de bezigheidstherapie van aardbewoners op te vangen, zodat zij op doodse momenten niet meer wisten wat te doen en de vrijgekomen tijd zouden gebruiken om nuttige zaken te verrichten. Helaas werden de proefpersonen neurotisch en gingen ze op zoek naar alternatieven voor de gangbare vormen van bezigheidstherapie. Maar Roberta was zo goed geprogrammeerd dat de proefpersonen al heel diep moesten nadenken voor zij een vorm van bezigheidstherapie konden vinden die zij niet erkende. Ze werd uit de handel genomen toen één van hen de welgekende afstand van de Eiffeltoren (317 meter zonder televisieantennes, 324 mét) eigenhandig wou meten door er vanaf te springen met een lintmeter (die 316 meter te kort was).
Maar daar ging het eigenlijk niet over. Het ging over het feit dat Roberta uitzonderlijk dikke, maar weinig functionele tetten had en dat zulks haar compleet in de war bracht waardoor ze zichzelf had doen ontploffen als ze dat had gekund, wat dus niet het geval was. En aldus bestond zij in onvrede met zichzelf.
Die professor Profeski is me overigens ook wel een figuur. Los van zijn logaritmische kwaliteiten was hij een kei in het handbal, wat menig speler in de war bracht, want handbal speelt men met ballen en niet met keien. Ik heb het hier – om alle verwarring uit te bannen – over Profeski’s leven na zijn dood als professor (kort na de release van zijn levensdoel Roberta), waarin hij dus een kei was. Het was tevens ook zijn laatste leven, want keien sterven niet. Korfbalspelers daarentegen.
Dan heb ik in het bijzonder over Rudy Smeets die overleed aan een hartaanval. Misschien moet ik u even vertellen hoe dat in zijn werk ging. De bloedtoevoer door de kransslagaderen werd onderbroken waardoor een deel van de hartspier afstierf. En toen was het gedaan. Een pittig detail kan zijn dat Rudy extreem dikke ogen had, waardoor alles tien keer groter leek dan het was. Hij had geen gemakkelijk leven. Op een gegeven moment kreeg hij echter de lumineuze ingeving om een vlooiencircus te starten. Een fantastisch idee! Tot bleek dat er een lotgenoot bestond die hem met onovertrefbaar succes voor was geweest. Sindsdien berustte hij in zijn situatie en bleef hij opgesloten in dat gigantische huis van hem, terwijl hij zijn dagen vulde met pluizen vlechten en bacteriën verbrijzelen om te zien hoe hun anatomie veranderde wanneer hij er zijn duim op drukte. Daar maakte hij dan schilderijen en plastisch werk van dat niemand wou kopen en waarvan hij gemakshalve beweerde dat hij het voor zichzelf maakte. Op zekere dag kreeg hij een erfenis van een verre neef die om één of andere reden van de Eiffeltoren was gesprongen. Roberta De Robot heette het ding. De postbode had het nog maar net afgeleverd of het begon meteen pluizen te vlechten en bacteriën te vermoorden en vereeuwigen voor eigen gebruik. Rudy probeerde de robot uit te schakelen, maar hij werkte op zonne-energie en was niet in staat om zichzelf te doen ontploffen. Aldus nam de robot hem alle bezigheid af, terwijl haar GI-GAN-TIS-CHE TETTEN hem de daver op het lijf joegen.
Rudy was ten einde raad en besloot een nieuwe hobby te zoeken. Iets nuttigs. Iets waarbij je punten kon scoren en vriendschapsbanden voor het leven (of althans voor de duur van het seizoen) kon smeden. Aldus sloot hij zich aan bij een handbalploeg. Het was even wennen. Hij dreigde te verdwalen in de oerwouden op de blote benen van zijn medespelers en de vleesbergen in de douches waren op zijn minst intimiderend. Om nog te zwijgen over de handballen die met een rotvaart op hem afkwamen. Rudy stond elke training strak gespannen (aan matchen mocht hij niet meedoen omdat hij consequent wegdook, terwijl hij de keeper was). Het verbaasde dan ook niemand dat hij op zekere dag een hartstilstand kreeg toen er een schijnbare rots op hem afkwam.
En zo zie je maar: het is allemaal dat niet.
Verbeter de leesbaarheid van dit kortverhaal en steun de ontbossing: copypaste het in Word, kies lettertype 175 en druk af op zestiendubbel papier.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten