maandag 23 juli 2012

Geïnstalleerd


Ik had al eens over de realiteit gelezen, maar ik had niet verwacht dat de feiten de fictie zouden overtreffen.  Zo bedacht ik mij terwijl ik een put in de woestijn groef, om de als telenet-installateur vermomde spion te begraven.  Ik wist dat alleen gaan wonen enige verantwoordelijkheid met zich mee bracht, maar dit had ik niet zien aankomen.  Anderzijds was ik blij met deze boeiende afwisseling, na het drie weken durende mysterie rond het overtollige vijsje van mijn elke dag meer wankel lijkende Ikea-kast.   Nooit had ik gedacht te worden zoals mijn ietwat harkerig geachte medemens die geen oog had voor de poëzie in dit korte, broze leven.  Het soort poëzie dat plotsklaps compleet onzinnig bleek bij de verschijning van Marc Van Achtergem, de vermeende installateur.  Een droogstoppel met een uitgestreken gezicht dat zo symmetrisch was dat het iets asymmetrisch kreeg. 
Nu, zolang ze mijn boeltje correct installeren kan me dat in principe niet schelen.  Maar laat dat nu net het probleem zijn.  Deze Marc Van Achtergem zocht een vriend.  Dat dacht ik toch. 
‘ Ben je een tv-kijker?’, vroeg hij, terwijl hij me weinig elastisch voorovergebogen uitzicht bood op de minst welriekende plooi in zijn lichaam.  Ik was meteen op mijn hoede; dit klonk herkenbaar.  Je gaf een antwoord op deze schijnbaar achteloze vraag en voor je het wist zat je wekelijks dvd-boxen uit te wisselen in een theesalon met een zoveelste vriend waarvan je niet wist waaraan hij deze status ooit had verdiend.  Ik antwoordde dus met: ‘Bwoah.’

‘ Bwoah ja, bwoah nee of bwoah, ik wil er liever niet over praten?’
‘ Lukt het een beetje met de installatie?’, vroeg ik.
‘ Dat is geen antwoord op mijn vraag.’
Marc Van Achtergem kreeg iets dreigends over zich.  Zeker in combinatie met de kleurrijke kabels waarmee men iemand middels enige knooptechniek in allerhande posities kon hangen.  Zijn kloof gaapte me aan als een hongerige, open mond. 
‘ Je gaat hier wel wat wilde feestjes bouwen zeker?’, vroeg hij toen.
Alarmfase rood.  Wat wou deze man van mij?  Was hij een asociale freak die de leegte wou vullen met projecties van andere levens.  Kickte hij op verhalen over gestrompel op trappen, gestommel in donker, sappen en kots.  Hij kroop verder over de grond, terwijl hij de kabels liet rammelen als tromroffels voor het antwoord.  Ik keek een beetje mee over zijn schouder om de aandacht te verschuiven, ook van zijn bilspleet.  Zijn stilzwijgen vroeg om klank mijnentwege.  Om toch maar iets te zeggen, zei ik: ‘ Ik ben nogal realistisch in die dingen.  Ik heb meer dan één stakker gezien die dacht dat het grote leven zou beginnen.  Dat een huis zich automatisch vult met vrienden, gezelligheid en vrouwen, maar na een paar maanden zitten ze nog steeds op hun eentje naar hun digitale tv te staren.  Ik zal dus al lang blij zijn als dat boeltje geïnstalleerd is.’
‘ Dat klinkt behoorlijk zielig,’ zei hij, mijn vlot bedoelde overgang straal negerend, ‘ Je lijkt me nogal rock ’n roll.’
‘ Ik luister meer naar hip hop.’

Hij negeerde deze laatste opmerking en sleutelde verder, waarmee hij vooral niet de indruk wekte dat deze beproeving voorbij was.  Ik liep naar het raam en staarde naar buiten, dwars door het landschap.  Deze kerel moest zo snel mogelijk buiten.  Verder dacht ik niks.  Toen werd mijn aandacht getrokken door een roze, wiebelende vleesbol met ontluikend haar.  Het was een kinderhoofd.  Het werd voortgerold door een legertje zwarte Pieten die werden gegeseld door Sinterklaas.  De paashaas liep voorop, terwijl de paasklokken boven hem jengelden om het aankomende verkeer te waarschuwen.  De flanken werden bewaakt door een allegaartje van soldaten, piraten, ninja’s, ridders, kabouters, heksen en een ietwat verweesde, wandelende bloemkool die nogal wankel op zijn benen stond.  De parade hield halt voor mijn raam en allen schaarden zich rond het hoofd dat me akelig bekend voorkwam.  Het was Justin Bieber!  Zij het een ongeel Aziatische, kwijlende variant die bij nader inzien op een zieltogende versie van mijn jonge zelf leek.  Het kermde om mededogen, maar dit was buiten de Sinterklaas gerekend die er bovenop kroop.  Hij boorde zijn scherpe staf door het schedeldak, waarop een kleurrijke straal hersendrab in het rond spoot.  Een mengsel van bloemetjespulp, zonnekots en paarsmystiek druipsel gutste over de straatstenen.  Sinterklaas begon te strippen, waarop de rest zijn voorbeeld volgde.  Allen rolden naakt door de kleurrijke smurrie, likten en smosten, vulden hun holtes en…

‘ Klaar!’
Ik keek achteloos naar Marc Van Achtergem en toen terug naar het document waarop…
‘ Klaar, zeg ik je.’
Ik voelde een ijskoude cilinder in mijn nek.  Dit was ofwel een pistool ofwel een metalen stoelpoot waar het rubber dopje was afgevallen, al gokte ik op het eerste. 
‘ Genoeg met die flauwekul’, zei Marc Van Achtergem.
‘ W-w-wie ben jij,’ stamelde ik, ook wel omdat dit de dramatiek versterkte.
‘ Ik ben Jay Zusmiena, geheim agent van de goede smaak politie.  Ik kom controleren waar dit verhaal naartoe gaat.’
Ik draaide me voorzichtig om en keek recht in de holte van een afgezaagde trompet. 
‘ Maak je geen illusies.  Dit kan behoorlijk wat schade aanrichten.’
‘ Dat hoef je me niet te vertellen,’ zei ik stoer, waarop ik de trompet uit zijn handen griste en in eenzelfde beweging op zijn schedel begon in te beuken.  Het gekraak luidde een spetterfeest in met veel bloed, schedelbrokjes en zieke zeik in de zieltogende sfeer.  Ik vond het dan ook jammer dat hij zo snel dood was en ik aan het meest vervelende deel van de klus moest beginnen: de begraving in de woestijn.

Aldus begroef ik hem in de woestijn.  Ik dacht dat er nog iets zou komen, maar dat kwam uiteindelijk niet.  Gelukkig had hij alvorens vermoord te worden mijn digitale televisie geïnstalleerd (zie titel).


Verbeter de leesbaarheid van dit kortverhaal en steun de ontbossing: copypaste het in Word, kies lettertype 175 en druk af op zestiendubbel papier.

Geen opmerkingen: