dinsdag 16 april 2013

Flard


Tapijt en ik zaten op een terrasje van de eerste zon te genieten. 
‘ Amai, het is koud,’ zei Tapijt.
‘ Valt toch mee voor deze tijd van het cenozoïcum,’ antwoordde ik.
Hij keek op zijn uurwerk: ‘ Het is al laat ook.’
‘ Valt toch mee voor deze tijd van de dag.’
‘ Ik denk dat ik eens moet gaan.’
‘ Hoezo?  We zijn hier nog maar pas.’
‘ Ja, maar ik moet gaan controleren of Sjakie nog leeft.  Of simpelweg leeft, daar ben ik nog niet uit.’
‘ Wie is dat nu weer?’
‘ Mijn slak.’
‘ Je wat?’
‘ Ik heb hem gisteren in mijn tuin gevonden, helemaal roerloos.  Dus heb ik hem naar mijn ziekenboeg gebracht om een diagnose te stellen.’
‘ En?’
‘ Eerst heb ik op hem ingepraat, maar hij zei niks terug, dus heb ik hem proberen wekken met een emmer water.  Hij bleef nog altijd even roerloos, op dat ene slijmpuntje na dat uit zijn schelp piepte.  Dat heb ik gepookt met een keukenmes.  Hij leek te reageren, al kan het ook dat het mee bewoog met het lemmet.  Nu, er was voldoende vrijgekomen voor de test met zoutkorrels.  Hij kromp een beetje, maar dat was het dan ook.’
‘ Mijn God.’
‘ Ik besloot naar de drastische middelen te grijpen en heb zijn huisje in brand gestoken, om te zien of hij niet naar buiten probeerde te vluchten, maar dat vuur heb ik moeten doven voor het dak instortte.’
‘ Maar jongen toch!’, stootte ik uit, ‘ Waarom gooi je hem niet gewoon terug?’
‘ Ben je gek?!’
Zo hysterisch als de xanax hem toeliet zwaaide hij naar de ober: ' De rekening alsjeblieft!  En vlug!'

Geen opmerkingen: