Tapijt en ik zaten op een
terrasje van de eerste zon te genieten.
‘ Amai, het is koud,’ zei Tapijt.
‘ Valt toch mee voor deze tijd
van het cenozoïcum,’ antwoordde ik.
Hij keek op zijn uurwerk: ‘ Het
is al laat ook.’
‘ Valt toch mee voor deze tijd
van de dag.’
‘ Ik denk dat ik eens moet gaan.’
‘ Hoezo? We zijn hier nog maar pas.’
‘ Ja, maar ik moet gaan
controleren of Sjakie nog leeft. Of
simpelweg leeft, daar ben ik nog niet uit.’
‘ Wie is dat nu weer?’
‘ Mijn slak.’
‘ Je wat?’
‘ Ik heb hem gisteren in mijn
tuin gevonden, helemaal roerloos. Dus
heb ik hem naar mijn ziekenboeg gebracht om een diagnose te stellen.’
‘ En?’
‘ Eerst heb ik op hem ingepraat,
maar hij zei niks terug, dus heb ik hem proberen wekken met een emmer
water. Hij bleef nog altijd even
roerloos, op dat ene slijmpuntje na dat uit zijn schelp piepte. Dat heb ik gepookt met een keukenmes. Hij leek te reageren, al kan het ook dat het
mee bewoog met het lemmet. Nu, er was
voldoende vrijgekomen voor de test met zoutkorrels. Hij kromp een beetje, maar dat was het dan ook.’
‘ Mijn God.’
‘ Ik besloot naar de drastische middelen te grijpen en heb zijn huisje in brand gestoken, om te zien of hij
niet naar buiten probeerde te vluchten, maar dat vuur heb ik moeten doven voor
het dak instortte.’
‘ Maar jongen toch!’, stootte ik
uit, ‘ Waarom gooi je hem niet gewoon terug?’
‘ Ben je gek?!’
Zo hysterisch als de xanax hem toeliet zwaaide hij naar de ober: ' De rekening alsjeblieft! En vlug!'
Zo hysterisch als de xanax hem toeliet zwaaide hij naar de ober: ' De rekening alsjeblieft! En vlug!'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten