Piet zat op een bankje en liet de
lente stromen. Hoewel dit zuivere genot
zijn geest overspoelde, kon hij niet nalaten te denken: ‘ Dit is nu echt eens wat
ik poëzie noem. Niet in de
woordenboekbetekenis , daar is poëzie een al te gedefinieerd begrip dat de ware
poëzie alleen maar onrecht aan doet.
Mannen met dikhoornen monturen en een pijp in hun smoel gewagen in een onbegrijpbaar taaltje van het benoemen
van wat toch niet zo onbenoembaar leek als men dacht en het bewandelen van de
scheidslijn tussen mystificatie enerzijds en ontbloting anderzijds. Zoals men een vlinder op een prikbord speldt,
zodat het zwevende gevangen wordt, maar de ontvanger slechts wetenschappelijke
kilte ervaart van zodra zijn oog op de speld valt. Of is dat nu een slechte vergelijking? Alleszins, ik ben hier echt wel serieus aan het genieten, pure poëzie! Amai amai.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten