Mongolen in een auto, ze zijn alomtegenwoordig. Ze sterken mijn theorie rond selectieve intelligentie, het feit dat sommigen het verschil tussen links en rechts niet kennen, maar wel in staat zijn belastingen te ontduiken en een rijbewijs te halen.
‘ Dat moet ik ook kunnen,’ besloot ik op zekere ochtend, waarop ik meteen een handvol cheques scoorde om een rijopleiding te starten. Ik had zin om me in de realiteit te storten, die ik lange tijd had gezien als een kolkende moshpit. Maar eens achter het stuur, aan de rand van het industriepark, met mijn brommende begeleider naast mij, zonk de moed me in de schoenen en sloop een stuip in mijn voet, waardoor de wagen een doodsreutel slaakte, nog voor hij tot leven kwam.
‘ Noem je dat de koppeling loslaten?’, riep Torino, want zo heet de man.
Ondanks mijn legendarische woordenschat, wist ik niet wat hij bedoelde, dus besloot ik me in mijn ondergeschikte rol te wentelen.
‘ Eerst loslaten, dan gas geven!’, herhaalde hij voor de honderdste keer, maar het klonk even abstract als de evocatie van een scheet in gebarentaal. Ik dacht aan alle malloten die me in de loop der jaren waren voorbijgesneld en besloot dat niet te veel nadenken misschien de beste manier was om iets praktisch te verrichten. Dus liet ik rustig mijn ene voet omhoog komen, drukte met de andere het gaspedaal in en reed vlotjes achteruit.
‘ Vooruit,’ schreeuwde Torino, ‘ Vooruit!’
Geschrokken keek ik door de voorruit, waardoor ik niet zag dat er een extreem schattig konijntje achter de wagen liep, dat ik herleidde tot een dampende puree. Ik wist dat het een voorteken was, maar zette toch door, ondanks Torino die ettelijke malen dreigde met zijn ontslag. Ik gaf niet op en bleef rijden tot ik in mijn eentje de baan op kon, sportief leunend door het venstertje, mijn hoofd ritmisch dreunend op de beat, exact zoals ik altijd had geoefend op mijn bureaustoel, ook als was het onmogelijk om Grand Theft Auto uit te spelen met één hand. Zo reed ik van Zele tot Baasrode, terwijl ik eigenlijk op de Heikant moest zijn.
Dus besloot ik een GAL 2001 te kopen, ook wel bekend als Goed & Andig Landschapsnavigatiesysteem Tweeduizend en één. Een innovatief product met meer dan vijfentwintig (dus zesentwintig) verschillende stemgeluiden, waaronder dat van Darth Vader, Didier Reynders en Mimi Smit. Na enige probeersels besloot ik het bij Wim De Vilder te houden, zowat de enige beroemdheid die me te vertrouwen leek… Tot hij me op zekere dag naar een eilandje temidden van het Donkmeer wou gidsen. Gelukkig kon ik remmen voor ik de plas in dook.
‘ Wat spook je uit!’, riep ik.
‘ Het hoofdpunt van vandaag is Laarne,’ zei Wim onverstoorbaar, ‘ Eerder kreeg u al de Markt, het Heilig Hartplein, de Avil Geerincklaan, de Poststraat, de Langemuntstraat, de Driesstraat, Wezepoel, de Gentse Steenweg en…’
‘ Dat is geen antwoord op mijn vraag!’, schreeuwde ik.
‘ Onze excuses voor deze technische storing,’ sprak Wim geroutineerd, waarna hij me weer rimpelloos de baan op gidste. Hoewel ik het zaakje niet vertrouwde, nam ik terug mijn houding aan: arm door het raam en kop op de beat, speurend naar grieten waar ik indruk op kon maken, ook al ben ik iets te oud om te kunnen pronken met het feit dat ik kan rijden. Relaxed zweefde ik over het wegdek, toen er een schreeuwerige stem weerklonk: ‘ Welk straatnaam kan jij vormen met Straat!? We zoeken vijf letters! Vijf doodeenvoudige letters uit een alfabet van zesentwintig! Dat kan iedereen, zelfs het kleinste kind … Wat niet betekent dat minderjarigen mogen meedoen, te weten: deelnemen mag, maar winnen niet! Komaan, jij kunt het! Jij weet het! Ja, jij daar! Jij bent de enige die op dit uur op deze dag in deze auto zit!’
In paniek drukte ik op de knoppen, wanhoopskreten richtend tot Wim, maar het toestel bleef het geratel van Gino braken, als je die hyperactieve hansworst kent.
‘ Ik ga dood!’, riep ik.
‘ Wooooow! Sjuper! Gewééééééldig!’
Eddy?! Ik gilde iets terug en wierp mijn blik in de rondte, toen ik een rode mini achter me zag. Op zich geen noemenswaardig feit, ware het niet dat deze bevolkt was door vijf bloedgeile communistes. Hun verschijning bracht me helemaal van streek. Mijn reputatie stond op het spel en wie me een beetje kent, weet dat die heilig voor me is. Ik mocht en zou niet stoppen! Meer nog: ik moest een tandje bijsteken, want aan dit tempo leek ik hoogbejaard.
‘ Ama ho, wat doe je nu zehg!’, riep Piet Huysentruyt plots, ‘ Filipke, Filipke, Filipke toch! We gaan nog eens de puntjes herhalen… Eén!’
Ik gaf geen antwoord en deed wat een mens hoort te doen met kapotte toestellen: er op kloppen tot er iets verandert. Herstel je het niet, dan sla je het perte total, maar alles is beter dan het defect laten zijn. Helaas bleef Piet gespannen wachten op een antwoord en kreeg ik het ding niet kapot.
‘ Stomme kwaliteitsproducten!’, vloekte ik, veel te snel door een bocht razend.
‘ Waar zijn die handjes!’, riep Regi.
‘ Er is zo precies een heel klein beetje een plobreem,’ gromde een hond.
‘ Ik ben Phaedra Hoste,’ zei Phaedra Hoste.
Ik bleef wanhopig op het ding rammen, maar de stortvloed aan BV’s was niet te stoppen. Verward door de overdaad begon ik te stuiptrekken. De wagen schokte over het wegdek, rammelde en gierde. De communistes wezen lachend in mijn richting, dus besloot ik te stoppen. Met mijn laatste gevoel voor waardigheid probeerde ik het voertuig te parkeren, wat min of meer lukte op een iets te hoog trottoir. De rode wagen vertraagde, vijf nieuwsgierige hoofden keken me aan. Snel hing ik mijn arm door de ruit, terwijl ik mijn hoofd liet veren op de beat. Meewarige blikken gleden voorbij en verdwenen in de verte. Verslagen zakte ik weg in de zetel en klikte de radio uit. De GAL stopte simultaan.
Toen keerde de stem van Wim terug: ‘ Onze excuses voor de technische storing. Laten we terug overgaan tot de orde van de dag.’
Ik slikte een krop door. Ik wou hem vertrouwen, wou hem absoluut niet loslaten, maar hij had me verraden en teleurgesteld. En hoewel ik dat best kon vergeven, zou ik het nooit kunnen vergeten, dus moest ik hem laten gaan. Met pijn in het hart. Ik trok het toestel uit het dashboard en gooide het aan diggelen op de stoep.
‘ Ik red het wel zonder je,’ zei ik tegen het puin.
Ik liet de koppeling los, drukte het gaspedaal in en schoot op de weg, die zich voor me uitstrekte als de donkere muil van een betongrijze draak.