De schrijver zat op een stoel heel erg schrijver te wezen, net niet lijdend onder de slopende inspanning van deze (voltijdse) bezigheid.
‘ Net geen leed,’ wauwelde hij theatraal tegen zijn lampenkap.
Hij probeerde de pijn op te roepen, de brandstof voor zijn creatieve uitspattingen, zoals hij wel eens dacht. De lyriek die ontsproot aan zijn zeldzame vreugde deed hij doorgaans af als meligheid. Liever liet hij zich meesleuren in het cirkeldenken waaruit hij zijn stijlkenmerken meende te puren. Het was bagger, maar zoals een mens van zijn eigen winden houdt, zo ploeterde hij er gretig doorheen.
De schrijver keek de ooit oneindig lijkende kamer in, beseffend dat hij deze leegte vanuit elke hoek had beschreven. Dus stond hij op en keek door het raam. Maar ook het grijze buitenleven had hij een keer te veel gezien. Hij voelde zich op sterven na dood, wanhopig smachtend naar een stimulans. Koffie.
Toen hij de pot uit de houder haalde, scheurde zijn arm er af. Het hele zootje viel op de grond, kledderde en spatte.
‘ Ik ben melaats!’, riep hij. Eerst verheugd, dan geschrokken omdat het zijn goeie arm was. Die waarmee hij choco op boterhammen smeerde en letters typte.
In paniek belde hij naar dokter Heil, waarop die er alles weer aannaaide en een diagnose stelde: 'een ongelukkige speling van het moment'. Na zijn vertrek ging de schrijver aan zijn tafel zitten. Hij moest en zou de ervaring delen met de buitenwereld.
Of misschien ook niet.
‘ Net geen leed,’ wauwelde hij theatraal tegen zijn lampenkap.
Hij probeerde de pijn op te roepen, de brandstof voor zijn creatieve uitspattingen, zoals hij wel eens dacht. De lyriek die ontsproot aan zijn zeldzame vreugde deed hij doorgaans af als meligheid. Liever liet hij zich meesleuren in het cirkeldenken waaruit hij zijn stijlkenmerken meende te puren. Het was bagger, maar zoals een mens van zijn eigen winden houdt, zo ploeterde hij er gretig doorheen.
De schrijver keek de ooit oneindig lijkende kamer in, beseffend dat hij deze leegte vanuit elke hoek had beschreven. Dus stond hij op en keek door het raam. Maar ook het grijze buitenleven had hij een keer te veel gezien. Hij voelde zich op sterven na dood, wanhopig smachtend naar een stimulans. Koffie.
Toen hij de pot uit de houder haalde, scheurde zijn arm er af. Het hele zootje viel op de grond, kledderde en spatte.
‘ Ik ben melaats!’, riep hij. Eerst verheugd, dan geschrokken omdat het zijn goeie arm was. Die waarmee hij choco op boterhammen smeerde en letters typte.
In paniek belde hij naar dokter Heil, waarop die er alles weer aannaaide en een diagnose stelde: 'een ongelukkige speling van het moment'. Na zijn vertrek ging de schrijver aan zijn tafel zitten. Hij moest en zou de ervaring delen met de buitenwereld.
Of misschien ook niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten