’t Is
weer tijd voor het nattere geblijt,
‘k
smijt me in de strijd met de handen gekrijt,
in
een mix van mellow en nijd
voer
ik u mee naar mijn kindertijd.
Ik
groeide op in een achterlijke buurt,
waar
elk plantsoen altijd vers was geschuurd.
Elke
buur was verroest en verzuurd,
zijn
voortuin bloot en de rest ommuurd.
Ik en
mijn skateboard, gans alleen,
cruisend
langs droefenis, heel sereen
tot
ik op een dag stootte op de steen
des
levens en mijn kleine teen
brak,
’t zei krak, alle bully’s lagen plat.
De
zwakke dikzak ging zwaar op zijn bak,
maar
‘k was blij met de aandacht die ‘k had,
want
meestal sloeg ik mezelf in de prak.
Nooit
was er iemand die naar mij keek,
‘k
was te schrikschijterig en te bleek,
een
reclamepaneel voor den apotheek,
de
motherfucking master van de bibliotheek.
Met
een arm vol boeken zin gaan zoeken,
een
plastic zak met reserveonderbroeken,
altijd
aan ’t koeken, gluren achter hoeken,
om te zien dat
er niemand op mijn muil ging toeken.
Maar
ze keken niet om.
Ze
vonden me stom, nietig en krom.
Niemand
haalde ooit mijn schouder uit de kom,
er was maar een die een bestaansreden verzon.
Moeder,
de vrouw, nam steeds het voortouw,
mijn
kleurenpalet in een wereld vol grauw,
ik
ben altijd blijven hangen aan haar mouw.
Wie
er ook komt, 'k blijf met haar getrouwd.
Zij
heeft me gered toen ik lag op bed,
met
niks dan leegte en een natte servet.
Als
ik zei dat ik geen honger had, maakte ze een buffet,
was
’t leven een splinter, dan was zij de pincet.
In navolging van 2Pac en vele anderen plaatst MC Kwade Karel zichzelf in de galerij der groten met een ode aan zijn mama.