donderdag 11 september 2008

Ruis

Na zijn avondlijke dosis journaal besloot Peter Kamphout dat hij internet zou aanschaffen, om het kaf voorgoed van het koren te scheiden. En om partituren en liedjesteksten te downloaden, want Peter speelde orgel. Dat deed hij elke dag: van tien tot twaalf, van drie tot vijf en van acht tot negen of zelfs tot tien, als er niks op televisie was. Al legde hij soms ook gewoon een plaatje op. Muziek was zijn leidraad, de soundtrack bij zijn film. Altijd was er wel geluid in huis. Was het geen muziek, dan was het wel tv of introspectief geneuzel. En als hij niet luisterde, dan keek hij wel. Door het raam of voor het raam, dat hing een beetje af van de omstandigheden.

Vandaag was het pokkenweer. Net nog had hij zijn beklag gedaan tegen zijn buurman, Dag, die op zijn beurt wat zwamde over het drankmisbruik bij jongeren, zijn afgenomen rijbewijs, de schandelijke olieprijzen en de dalende kwaliteit van het kattenvoer. Peter ergerde zich vaak aan zijn buur. Hij begreep niet dat hij zich zomaar liet gaan. Voor Peter was orde het hoogste goed. Structuur brengen in de mentale chaos veroorzaakt door de ruimtelijke leegte, zoals hij het op donkere momenten wel eens benoemde. Dat Dag ervoor koos zijn eigen chaos te vergroten, kon hij moeilijk bevatten.
Soms, als het hem te veel werd, zei Peter: ‘ Drank is een probleem, geen oplossing.’
Het waren holle woorden, maar wel lekker voor zijn serotoninepeil.

Peter nam het boek ter hand dat hij afgelopen dinsdag, na zijn koffie met Pol, was gaan halen in de bib. ‘The Origin of Species’ van Darwin, in de originele versie. Peter vond het belangrijk om zijn geest te verruimen. In het verleden had hij zich letterlijk kapot gewerkt. Een jammerlijk eindpunt van wat hij ooit constructief achtte. Nadien had hij zich op de letteren gestort, ook al was het soms vermoeiend en in dit geval ronduit saai. Toch sloot hij nooit een boek zonder het helemaal gelezen te hebben. Hij was altijd bang dat het boeiend zou worden in de volgende pagina. Ook dit keer was ijdele hoop een wankel substituut voor leesplezier. Gelukkig werd Peter geregeld afgeleid door dingen op straat. Zo zag hij een gladde gast in een sportkar door de straten scheuren als was hij op de vlucht voor een doodsangst die hij finaal hoopte te smoren tegen een muur.

Peter keek op de klok. Het was vijf voor acht. Tijd om aan het tv-aanbod te toetsen hoe lang hij zou spelen. Hij sloeg de gids open en huiverde. Naast de gebruikelijke dosis gluur en scherts gaven ze Rambo 4, een geweldorgie zonder gelijke. Peter had ooit gelezen dat Rambo nog nooit van jetje had gegeven. Toch niet binnen de uren. Dat vond hij wel grappig, ook al was het bij hemzelf eveneens een ontelbaarheid geleden. Hij had het ook niet nodig. Vagina’s hadden hem alleen maar ellende bezorgd, onder andere in de vorm van een dochter: Miranda, een narcistische kettingrookster die vijftien keer per dag eten uitkotste en honderd twintig paar schoenen had, sandalen en slippers niet meegerekend.

Peter stond op en liep zuchtend naar zijn orgel. Hij was verward door de gedachte aan zijn dochter; een perfecte weerspiegeling van zijn vrouw en een niet al te strikte Jehova-getuige. Trillend stak hij de stekker in het contact, toen een siddering naar het hart van zijn orgel schoot.

Een dikke rookpluim vulde de kamer met koortsige leegte.