De cowboy wandelde door het doodse dorp. De huizen leken verschrompeld en de klapdeuren hingen halfstok. Dit was de laatste halte. De laatste klus. Hier zat de laatste Indiaan op aarde verscholen, de laatste homp voor de vleesberg die de cowboy reeds bij elkaar had geschoten. Hij liet zijn blik door de straten dwalen, elke wegwaaiende zandkorrel verifiërend. Hij was op zoek naar leven om te doden. Daar hoefde hij verder niet over na te denken, daar werd hij simpelweg voor betaald door de firma.
Hij liep de lange laan door, toen hij plots een stuk pluimvee zag waar een mens aan was vastgehecht. Het leek verdacht veel op een Indiaan, al had het eerder iets van een halfblote, bruine piraat met een kip op zijn hoofd. Hoewel dit niet tot zijn doelgroep behoorde, richtte de cowboy zijn wapen.
‘ Je geld of je leven!’, schreeuwde hij. Dat lijkt misschien een beetje vreemd, maar het contract voor de huurmoord vermeldde niks rond het vrijblijvend overvallen van nietsvermoedende piraten, dus kon hij dat evengoed doen. Helaas reageerde de pindiaat (zoals we hem voorlopig zullen noemen) niet, in de zin dat hij rechtopstaand dood leek te zijn. In dat geval was het vrij onnozel om hem de keuze voor te leggen, dus besloot de cowboy het anders aan te pakken.
‘ Lekker weertje,’ zei hij langs de neus weg lijkend, ‘ Zin om een terrasje te doen?’
De pindiaat bleef roerloos bij deze nonsens. Het regent stront en alle cafés zijn dicht, leek hij te denken, al konden het ook de wormen in zijn schedel zijn die tegen zijn oogbollen drukten. De cowboy bleef nog even wachten en tikte gelaten tegen zijn pet. (tot groot ongenoegen van velen had de firma een nieuw uniform ontworpen) Misschien moest hij die idioot gewoon neerknallen? Een mensenleven meer of minder, wat maakte het nog uit? De gedachte verstevigde zijn grip en gidste zijn vinger naar de trekker.
‘ Tok… Ik bedoel stop!’, schreeuwde de kip plots, ‘ Je begaat een stommiteit!’
‘ Inderdaad,’ zei de cowboy, ‘ Ik praat tegen een kip. Hoe kan dat?’
‘ Dat is een zeer lang verhaal,’ zei de kip, ‘ Maar gezien je toch een eenzame cowboy bent, vermoed ik dat je wel even tijd hebt.’
‘ Eigenlijk niet,’ antwoordde de man, ‘ Ik ben druk aan het uitvlooien of je aanhangsel een piraat of een Indiaan is en ik hem al dan niet moet omleggen.’
‘ Het is een Indiaan,’ zei de kip, ‘ En ik vraag me af waarom je hem dood wil.’
‘ Omdat de firma me daarvoor betaalt,’ sprak de cowboy, ‘ En omdat die kale gieren jullie uitroeien om je pluimen op hun stomme kop te zetten. En dat is slecht voor de elementen van de voedselketen, voor kippen in het bijzonder… Je hoort het goed, baasje, ik doe dit voor jou.’
‘ Je begrijpt het niet,’ zuchtte de kip, ‘ Als je hem vermoordt, vermoord je me ook. In de loop der jaren zijn we versmolten. De rest van de uitleg, waarin woorden als stigmatisering, contrasymbiose en steekhouding verwerkt zijn, zal ik gemakshalve achterwege laten.’
‘ Niemand lacht met mij,’ bromde de cowboy die een complex had over het feit dat hij zelfs te dom was om zijn eigen naam te onthouden. Hij zette twee stappen achteruit en deed het enige waar hij goed in was: schieten. Hard. Het lichaam lazerde met zwaaiende armen over een waterbak en versplinterde het hout van een verdorde hoerentent. De kip kakelde nog wat onbenulligheden, alvorens samen met het voorover tuimelende lichaam in de waterbak te duiken. Met geheven wapen kwam de cowboy dichterbij en keek naar het sputterende lijfje tot het laatste luchtbelletje was stuk gespat. Hij nam het stilleven in zich op en leek even tot rust te komen. Meer bepaald een vijftiental seconden.
‘ Wat nu?’, dacht de cowboy vervolgens en hij ging op een steen zitten, waar hij een sigaretje opstak. Hij probeerde te genieten van zijn beloning, maar werd geteisterd door tal van gedachten die hij geenszins kon vatten of ordenen, als het al gedachten waren. Zijn hele brein was maandenlang doordrenkt door dat ene doel, alsof er niks anders in zijn hoofd zat en nu alles voltooid was, restte enkel een zwart gat dat elke verdere gedachte verzwolg nog voor ze gevormd kon worden. Hij had geen bestaansreden meer. Ok, hij kon de firma bellen en het geld ophalen, maar dat was amper een troostprijs. Zijn opdracht was gaandeweg een ideaal geworden dat hem al die tijd had gedomineerd. En nu hij niks meer had om te bevechten, bleef hij alleen achter met zichzelf en dit besef.
Verdwaasd keek hij om zich heen en zag dat zelfs de zandkorrels niet meer bewogen.
‘ Alles is voorbij,’ mompelde hij, ‘ Nu kan ik drie dingen doen: iets nieuws opstarten uit het niets, het niets vervolledigen met mijn dood of een ijsje gaan eten.’
Zijn woorden waren amper koud of er kwam een ijskar aangesneld, opgefokt met helse bel.
‘ Groene haring! Bruine haring!’, schreeuwde de ijsventer die zijn tekst was vergeten. De cowboy sprong overeind, ging in het midden van de weg staan en werd platgereden. De venter sprong uit het voertuig en griste een grote ijsemmer waaruit hij de stervende cowboy voederde. Dit belette hem zijn laatste woorden te spreken, gezien zijn moeder hem had geleerd nooit met volle mond te praten. Pas toen de cowboy zijn laatste klodder had uitgekwijld, besefte de ijsventer wat hij had aangericht. Nooit zou hij weten of de cowboy een ijsje wou bestellen of onder de kar wou springen. Het was slechts een van de vele vragen die de arme man terroriseerden. Talloze slapeloze nachten later besloot hij het stadje op te kopen en er een pretpark te bouwen, bij wijze van eerbetoon. Het werd de hoeksteen van een heus imperium dat de ideologische ondergrond al gauw overwoekerde.
Dit verhaal is dan ook voor zij die de shirts en petjes dragen, de burgers en de ontbijtgranen vreten, opdat ze zouden weten dat al dit vlot verkopende niets ooit een reden leek te hebben.
1 opmerking:
Geniaan!
Een reactie posten